1 maart 2016

Moskee Schoonhoven

Moskee Schoonhoven – inbreng raadvergadering gemeenteraad – 1 maart 2016

Voorzitter! Vanavond behandelen we het bestemmingsplan Moskee, Beneluxlaan 1 te Schoonhoven. Het plan oogt sympathiek: op de huidige locatie van de moskee was eerder voorzien in nieuwbouw. Nu het voormalig schoolgebouw de Rank Oost als te bebouwen locatie beschikbaar is gekomen, is onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid om op die locatie te voorzien in nieuwbouw voor een moskee. De vrijvallende locatie aan de Kesperstraat kan dan een groenbestemming krijgen, hetgeen de leefbaarheid van de wijk ten goede komt. Tot zover niets bijzonders.

Mijn fractie heeft in de commissievergadering aangeven vragen te hebben bij de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om op de betreffende locatie ook detailhandel te bedrijven. Reeds in de raad van de voormalige gemeente Schoonhoven heeft de toenmalige SGP/CU-fractie daar de vinger bijgelegd en aangegeven geen voorstander te zijn van de combinatie van bestemming voor de bouw voor religieuze doeleinden en een detailhandelsfunctie, zeker ook gelet op de in de wijk aanwezige detailhandelsvoorzieningen. Mijn fractie blijft daar kritisch op en zou die mogelijkheid willen inperken, hetgeen het college maar ten delen doet. Evenals het voor mijn fractie indertijd reden is geweest om de vestiging van een moskee onder deze voorwaarden niet te steunen, is dat nu nog steeds het geval.

Tegelijkertijd heeft mijn SGP-collega in de commissie aangegeven dat er ook een meer principiële reden was waarom de SGP kritisch staat tegenover het wijzigen van de bestemming ter plaatse. Dat heeft in de weken erna veel gespreksstof opgeleverd. Sommigen konden er niet van slapen, waren verbijsterd of intens verdrietig. Daarop was mijn fractie dan weer verbaasd, alleen al vanwege het feit dat de SGP/CU-fractie in 2013 in de Schoonhovense raad precies hetzelfde geluid heeft laten horen. Mijn fractie is dus redelijk consistent.

Het punt waar het kennelijk om draait is het volgende. Veel van degenen die reageerden op het standpunt van mijn fractie – overigens hebben we heel veel instemming ontvangen in de achterliggende weken – riepen om het hardst dat de vrijheid van godsdienst hier in het geding was. Mijn fractie wil een dergelijke beschuldiging niet onweersproken laten.

De SGP staat in een christelijke traditie. Het protestantisme heeft een duidelijk stempel op ons land gezet en onze cultuur diepgaand beïnvloed. Dat ziet de SGP een bijzondere zegen. Op die geschiedenis en die cultuur willen we zuinig zijn. Die willen we ook behouden. De christelijke traditie kenmerkt zich ook als een traditie van tolerantie. Van oudsher vonden bevolkingsgroepen die in hun eigen land vervolging ondervonden een veilig heenkomen in ons land. En nog steeds is dat zo. De SGP – het werd eerder deze avond duidelijk – wil ruimte bieden aan hen die zich hier als ontheemde melden. Een daad van christelijke barmhartigheid. Wij realiseren ons dat ook niet–christelijke tradities in de loop van de tijd een plaats in ons land hebben gekregen. Met eigen overtuigingen, ook godsdienstige overtuigingen. Die ruimte ontneemt mijn fractie niemand. Iedere vorm van dwang in het geweten is ons vreemd. Aan die vrijheid van godsdienstige overtuiging kan, wil en zal mijn fractie geen afbreuk doen. Dan hebben we het dus over vrijheid van godsdienst.

Dit wil echter niet zeggen dat aan elke overtuiging een gelijke publieke plaats kan of hoeft te worden toegekend. Dat is het terrein van de overheid. Dat is het terrein waarop wij dit debat ook voeren. De constitutionele vrijheid van godsdienst verplicht op zichzelf bijvoorbeeld niet tot de erkenning van islamitische feestdagen als nationale feestdagen, evenmin tot toelating van een aparte eedsformule voor moslims of tot het actief subsidiëren van islamitische organisaties. Juist vanwege de geschiedenis van ons land, waaraan ik refereerde, heeft de publieke invulling van de vrijheid van godsdienst in Nederland een christelijk profiel gekregen. Denk aan de bijzondere positie van de zondag, de christelijke nationale feestdagen, het randschrift ‘God zij met ons’ op de 2-euromunt, de kerktorens en kerkklokken, het christelijke volkslied, de ambtseed, het ambtsgebed en de ondertekening van wetten door de Koning (‘Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods’). In lijn van deze traditie voelt de SGP zich ook niet genoodzaakt in het publieke domein gelijke ruimte te geven aan de ontwikkeling van gebedshuizen als waar wij het vanavond over hebben.

Zit hier geen spanningsveld? Ja natuurlijk. Dat spanningsveld ervaart mijn fractie ook. Maar laten we eerlijk zijn. Er is geen politieke partij vrij van dit spanningsveld. De voorbeelden liggen voor het oprapen. Ik noem er enkele:

  • de VVD kwam vorige week met het voorstel om de uitzondering op strafvervolging voor alle geloofsgemeenschappen uit het Wetsboek van Strafrecht te schrappen. De greep van de staat op kerken zou hierdoor in één keer stevig vergroot worden. Voor een overtuiging waarin juist de scheiding tussen kerk en staat  tot dogma verheven is, is dit een opvallende koerswending en een in potentie vergaande inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Dan gaat het niet om een gebouw al dan niet vergunnen, maar het treden in de overtuiging en het geweten van mensen. Dat gaat een forse stap verder;
  • D66 heeft in deze raad al meerdere keren gepleit voor het afschaffen van de inzet van identiteitsgeboden hulpverlening door onze gemeente. Ook hier geldt dat deze fractie kennelijk worstelt met de begrenzing van de ruimte die er is om een overtuiging ook te mogen praktiseren;
  • D66 heeft onlangs een wetvoorstel ingediend om het ‘bij de gratie Gods’ als aanhef van onze wetten te schrappen. Inmiddels is dat opnieuw al weer een kansloos voorstel gebleken. Maar leest u even mee in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel. Ik citeer: ‘Dit voorstel sluit aan bij eerdere voorstellen van D66 om een duidelijke scheiding tussen kerk en staat te bewerkstelligen. Zo heeft de partij ervoor gezorgd dat godslastering niet langer strafbaar is, dat ‘weigerambtenaren’ worden uitgebannen (het zijn niet mijn woorden: uit-ge-ban-nen) en dat scholen, instellingen of organisaties die gebaseerd zijn op een geloofsovertuiging niet langer homo’s, biseksuelen of transgenders mogen weigeren’. Einde citaat. Het gaat hier niet om het al dan niet toestaan van een gebouwtje van hout en steen, maar om verregaande bemoeienis van de overheid met wat mensen in geweten nog voor hun rekening kunnen nemen als het gaat om de praktisering van geloofsovertuiging;
  • de PvdA in de voormalige gemeente Ouderkerk heeft na 10 jaar politieke strijd de felle weerstand tegen de bouw van een kerk niet opgegeven. Als daaraan alleen ruimtelijke argumenten ten grondslag hadden gelegen, dan had de bevolking in Ouderkerk niet tot actief verzet tegen de komst van een dergelijke voorziening behoeven te worden opgeroepen. Let wel: dat doet mijn fractie vanavond uitdrukkelijk niet.

Ik wil niet met mijn vinger naar een ander wijzen. Maar wil hiermee aangeven dat het spanningsveld dat ervaren kan worden bij de praktische toepassing van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging bepaald niet behoort tot het expliciete domein van de SGP. In dat licht is mijn fractie dan ook verbaasd over de commotie die kennelijk ontstaan is over de opvatting die wij hebben over de vestiging van een moskee.

Voorzitter! Geloofsovertuiging doordrenkt alle terreinen van het leven. Overtuiging raakt het hart. Het mijne ook. Mijn geloof mag ik belijden met de woorden van de aloude geloofsbelijdenis uit de vroegchristelijke kerk: ‘Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en van aarde. Ik geloof in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere. Ik geloof in de Heilige Geest, Die Heere is en levend maakt’. Dat is niet een zaak van de zondag alleen. Die overtuiging draag ik ook mee in mijn hart de week door. Als ik thuis ben, als ik aan het werk ben. Als ik politiek bedrijf. Juíst ook als ik politiek bedrijf. Ik heb vanavond mijn hart dan ook niet thuis gelaten. Maar voel de vrijheid dat te kunnen en te mogen laten spreken.

Het zal u bekend zijn dat wij in het christelijke kerkelijk jaar leven in de lijdenstijd. Gedurende zeven weken mogen we met elkaar denken over het lijden en sterven van Jezus Christus. Zijn lijden en sterven was noodzaak om voor zondige mensen verzoening aan te brengen. Een keerpunt in de geschiedenis! Zonder dat geen perspectief. Zonder dat geen behoud! We zouden Zijn verdienste tekort doen, als we die alleen voor onszelf zouden willen houden. Daarom gunnen we dat aan alle inwoners van onze gemeente. De Bijbel zegt: En de zaligheid is in geen ander (dan Jezus); want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Waar die overtuiging het eigen hart raakt, is het onmogelijk dat een ander niet te gunnen. Is het even onmogelijk om het voorstel dat vanavond voorlegt te steunen. Ik prijs me gelukkig te leven in een land, waarin ik dat in alle vrijheid mag voorstaan, waarin ik in alle vrijheid daarnaar kan handelen, waarin ik in alle vrijheid dat ook als politieke overtuiging mag uitdragen!